Fosfaatopbrengst op maisland meestal hoger dan gebruiksnorm

De droge stofopbrengsten van gras- en maïsland nemen in de praktijk toe naarmate de intensiteit op een bedrijf hoger is. Dat meldt Verantwoorde Veehouderij. Op basis van cijfers over 2013 realiseerden alleen intensieve bedrijven op grasland een hogere fosfaatopbrengst dan de generieke gebruiksnorm 2015. Op maïsland is de fosfaatopbrengst meestal hoger dan de gebruiksnorm.

In deel 1 van de serie over de KringloopWijzer van Verantwoorde Veehouderij werd duidelijk gemaakt dat door een verhoging van de bedrijfsbenutting de voerkosten dalen. Wil je de bedrijfsbenutting structureel verhogen dan leidt focus op een hogere bodembenutting tot het beste resultaat. In deel 4 is aandacht geschonken aan beter benutten van de bodem. In dit deel richt Verantwoorde Veehouderij zich op de opbrengsten van droge stof en fosfaat afhankelijk van het bedrijfstype (grondsoort en intensiteit). Dit gebeurt zowel voor grasland als maïsland op basis van 600 ingevulde KringloopWijzers over het jaar 2013.

Droge stofopbrengst neemt toe

Opvallend is dat de droge stofopbrengst toe neemt naarmate de intensiteit van een bedrijf (Tabel 1) toeneemt. Intensieve bedrijven zijn mogelijk meer bezig met hun gewassen om voeraankoop te beperken dan de extensievere collega’s. Op kleigrond is de toename het hoogst en op veengrond het laagst. De toename in droge stofopbrengst gebeurt zonder een duidelijke toename van de fosfaatbemesting. Deze neemt namelijk nauwelijks toe met de intensiteit. Gelijk met de droge stofopbrengst neemt de fosfaatopbrengst ook toe met de intensiteit en in mindere mate de fosfaatbenutting. Wat opvalt is dat op veel bedrijven de fosfaatopbrengst lager is dan de gebruiksnorm van 2015 (90 kilogram per hectare bij de toestand neutraal). Alleen bedrijven met een intensiteit hoger dan 18 ton melk per hectare hebben een voordeel van de bedrijfsspecifieke gebruiksnorm (BEP) in 2015. Dit zijn resultaten van één jaar (2013) en voor gebruik van BEP zijn drie jaargangen nodig. Dus het zegt niet alles, maar het geeft wel een indicatie dat een voordeel halen met BEP niet vanzelfsprekend is voor alle bedrijven. De groeiomstandigheden, zoals weer, bodem en vochthuishouding moeten in orde zijn. Ook het beheren van grasland met  een passende bemesting, beweiding en oogsten van het gewas.

Op veengrond is maïsteelt nauwelijks mogelijk, zo meldt Verantwoorde Veehouderij. Er waren te weinig bedrijven voor betrouwbare resultaten op veengrond. Om die reden beperkt Verantwoorde Veehouderij zich tot de bedrijven op klei en zand. Net als bij het grasland neemt ook bij maïsland de droge stofopbrengst toe naarmate de intensiteit hoger wordt (zie tabel). Op kleigrond is de toename het hoogst. Bij de fosfaatbemesting zien we nauwelijks verschil tussen de intensiteit. Wel wordt er op zandgrond minder fosfaat toegediend dan op kleigrond. Zowel de fosfaatopbrengst als de –benutting neemt toe met de intensiteit. In tegenstelling tot grasland is bij maïsland de fosfaatopbrengst in alle groepen hoger dan de generieke bemestingsnorm van 2015 (60 kg fosfaat per ha bij de fosfaattoestand neutraal). Daardoor halen de meeste bedrijven voor maïsland wel een voordeel met de BEP.

Tabel_mais

Dit bericht delen:
Dit bericht is geplaatst in Nieuws. Bookmark de permalink.

Reacties zijn gesloten.