Ruwvoerplatform: Aandachtspunten drijfmest rijenbemesting

RijenbemestingHet Ruwvoerplatform heeft een notitie opgesteld met aandachtspunten rondom drijfmest rijenbemesting en bodemstructuur. Reden daarvoor is het feit dat het aantal loonwerkers en veehouders dat drijfmest in de rij toepast toeneemt.

Het belang van een maximale benutting van N en P uit mest is volgens het Ruwvoerplatform toegenomen doordat minder drijfmest beschikbaar is. Daarbij komt dat fosfaatkunstmest op bedrijven met derogatie verboden is.  Waar kan het goed toegepast worden? Onder welke omstandigheden is drijfmestrijenbemesting minder gunstig? Met welke uitvoeringsaspecten moet rekening gehouden worden? Allemaal vragen waar steeds meer loonwerkers en veehouders in de komende tijd ervaring mee op zullen doen. In de notitie van het platform zijn aanwijzingen te vinden over drijfmest rijenbemesting en bodemstructuur.

Natte grond, geringe draagkracht

Sommige percelen zijn eigenlijk vrij nat voor maïs. Zeker als er water op het land staat is het, zo zegt het Ruwvoerplatform, beter om te wachten met bewerken van het land.  Zulke percelen leveren een extra risico op bij toepassing van drijfmest in de rij. Een verschil met onderploegen van mest of volvelds injecteren voor ploegen is dat je bij drijfmestrijenbemesting na de laatste bodembewerking nog met een mesttank over het land gaat. Door het berijden zal de bodem wat ingedrukt worden. Op natte, slappe grond kan dat de groeiomstandigheden van de maïs schaden. Het is daarna lastig om de bodem weer los te krijgen. Het is goed om in de situatie rekening te houden met de volgende punten:

  1. Op  percelen met een matige draagkracht is het beter van drijfmestrijenbemesting af te zien.
  2. Een latere toepassing zorgt ervoor dat de bodem beter opgedroogd en daardoor steviger is.
  3. Verminder de druk op de bodem door aanwending van mest met de sleepslang.
  4. Doe eerst ervaring op met een paar percelen (de meest geschikte percelen) en bekijk hoe dat bevalt
  5. Geduld bij de planning van activiteiten. De bodem moet er klaar voor zijn.
  6. Doorbreek verdichte rijsporen na het injecteren met een vaste tand of ganzevoet (in dezelfde werkgang)

Droge losse grond

Natte grond geeft insporing maar (te) droge grond ook. Als er tussen het ploegen en het aanwenden van de drijfmest veel tijd zit (meer dan een week), kan de bovenlaag flink opdrogen en kun je een probleem krijgen met het berijden. De grond is dan te los en dat geeft spoorvorming. Dit is te voorkomen door een paar dagen voor de mestaanwending te ploegen met een vorenpakker. Je haalt dan vochtige grond naar boven die prima te berijden is. Werk wel met een vorenpakker die voldoende zwaar is en niet alleen de toplaag aandrukt maar ook de laag daaronder tot 15 centimeter.

Kali

Drijfmest in de rij geeft een besparing op de mestgift en hogere efficiëntie van stikstof en fosfaat. Houdt echter de kali-voorziening van maïss goed in de gaten. Een goede teelt mais onttrekt 300 kilogram kali. Kali is belangrijk voor een goede vochtvoorziening en daarmee de vitaliteit en opbrengst van de maïsplant. Bij 35 ton rundveedrijfmest in de rij wordt, bij een gemiddeld gehalte van 5 procent per ton, slecht 175 kilogram kali bemest. Een tekort van 125 kilogram kali, afhankelijk van het kali-leverend vermogen van de grond. Dit probleem is op te lossen door 200 kilogram kalin-60 vol velds te strooien na het zaaien dan de maïs. Rij daarbij over de zaaisporen om structuurschade te verkleinen. Na opkomst van de maïs kan geen kali meer gestrooid worden. (Verantwoorde Veehouderij).

Dit bericht delen:
Dit bericht is geplaatst in Nieuws. Bookmark de permalink.

Reacties zijn gesloten.